Interieur Onze Lieve Vrouw Geboorte kerk
Als u met de muisaanwijzer over de cijfers gaat, verschijnt er een verwijzende tekst.
(links en rechts is bedoeld vanuit de richting van de hoofdingang de kerk in; Lat.=Latijn; It. =Italiaans; G.=Grieks; de nummers verwijzen naar de plattegrond)
In de apsis zijn gebrandschilderde ramen (1a): Maria Boodschap. Ecce Virgo concipiens=zie de ontvangende maagd (1b): Maria Tenhemelopneming. Triumphans cum angelis= overwinnend met de engelen; (1c) Christus aan het Kruis. Dolens cum filio = wenend met de zoon.
Retabel (2) Lat. retrotabulum = achterzijdetafel. Versierde wand achter (of op) het altaar, voorzien van schilderingen of beeldhouwwerk, zoals hier Jacobus Lacops (links), Pastor Bonus=Goede Herder (midden) en Antonius van Hoornaar (rechts).
Altaar (3) Lat. adolere = brandoffer brengen. Offertafel, de stenen tafel waarop brood en wijn worden geplaatst voor de eucharistieviering. Het staat in de ruimte (Lat. presbyterium = priesterkoor), die ligt hoger dan de vloer van de kerk. Op de bovenzijde (altaarsteen) zijn vijf kruisjes als symbool voor Christus' kruiswonden gebeiteld. Op het altaar ligt het missaal (4) Lat. missale = misboek. Het boek met alle officiële teksten en voorschriften voor de priester tijdens de eucharistieviering. Boven het altaar hangt kruisbeeld (5), niet met een lijdende, maar met een verrezen Christus.
Tabernakel (6) Lat. tabernaculum = tent. Kluisvormige, versierde kast voor het bewaren van het geconsacreerde (= gewijde) eucharistisch brood (hostie, Lat. hostia = slachtoffer, nl. Christus) in een met een deksel afgesloten kelk, welke (na de viering) ook de zieken en stervenden ontvangen. Latijns opschrift Per ipsum, cum ipsum, in ipsum=door Hem, met Hem en in Hem.
Credens (7) It. credenza=dientafel. Tafel met brood, vaatwerk met water en wijn en andere benodigdheden voor de eucharistieviering, waaronder het evangelieboek (8) Lat. evangeliarium, versierd boek met de evangelielezingen voor de zon- en feestdagen.
Lezenaar (9) De plaats, vanwaar alle Schriftlezingen tijdens de liturgische viering worden gehouden en overwogen (preek). Ook wel genoemd ambo, G. ambo=verhoging.
Paaskaars (10) De grote tijdens de Paaswake gewijde kaars, versierd met het kruis, de eerste- en laatste letter van het Griekse alfabet (alfa en omega, verwijzend naar Christus als begin en einde van alles: Openb. 22,13), het jaartal en de vijf wierookkorrels als symbool voor Christus' kruiswonden.
Misbel (11) en gong (12) Deze liturgische voorwerpen worden gebruikt door de misdienaar om de aanwezigen tot grotere aandacht op te roepen. De misbel boven de ingang van de sacristie voor het officiële begin en einde van de eucharistieviering; de gong bij de consecratie (=heiliging van brood en wijn) in het eucharistisch gebed.
Godslamp (13) Door olie of bijenwas gevoede lamp, die behalve op Witte Donderdag dag en nacht brandt als teken voor de aanwezigheid van Christus onder gedaante van het eucharistisch brood, hostie (= het Allerheiligste) in het tabernakel.
Doopvont (14) Lat. fons=bron. Koperen waterbekken voor de toediening van het H. Doopsel.
Sacristie (15) Vertrek voor het opbergen van de liturgische gewaden en voorwerpen en de kleedkamer van de bedienaren van de liturgie (= eredienst)
Maria-altaar (16) Zijaltaar toegewijd aan H. Maagd Maria, de moeder van Jezus. Mater salvatoris ora pro nobis = Moeder van de Verlosser bid voor ons.
Jozefaltaar (17) Zijaltaar toegewijd aan de H. Jozef. Filii dei nutricie ora pro nobis = Voedstervader van Gods Zoon bid voor ons.
Biechtstoel (18) Kleine ruimte met de stoel, waarop de priester (biechtvader) de biecht = bekentenis van zonde van de biechteling aanhoort en vergeeft.
Kruisweg (19) De 14 stenen afbeeldingen, staties=plaatsen op de zijmuren die de hoofdmomenten van de lijdensweg van Jezus voorstellen (beginnend linksvoor naar rechtsachter), waar op Goede Vrijdag de priester in optocht (= processie) bij langsloopt.
Heiligenbeelden (20-32) Op de pilaren links: Anna(20), Jacobus Lacops(21), Theresia van Avila (22), Koningin van de H. Rozenkrans(23), rechts: Franciscus de Sales(24), Theodorus(25), Caecilia (26) en Elisabeth(27). Op de rechtermuur (28)aartsengel Michaël, kruisbeeld met Maria en Johannes (29), Aloysius van Gonzaga(30) en elders in de kerk Theresia van Lisieux(31) en Antonius van Padua(32).
Mariabeeld (34) Beeld van Onze Lieve Vrouw van Lourdes, namelijk de H. Maria, zoals verschenen op 11 februari 1858 aan Bernadette Soubirous in Lourdes.
Kruisjes (35) Houten kruisbeeldjes ter herinnering aan recent overleden parochianen; een wit kruisje staat voor een overleden kind. Na een jaar gaan ze naar de nabestaanden.
Grote ton (36) Ton met wijwater, d.w.z. door gebed en zegening (= afroepen van Gods beschermende kracht d.m.v. een kruisteken) in de Paaswake gewijd water, bestemd voor bepaalde liturgische handelingen (b.v. besprenkeling van de gemeenschap met wijwaterkwast bij het begin van de plechtige zondagse eucharistieviering als teken van innerlijke reiniging).
Wijwaterbak (37) Stenen bak met wijwater om de gelovigen de kans te geven zich bij het binnentreden van de kerk hun doopsel te gedenken (= zich innerlijk te vernieuwen) door met wijwater een kruisteken te maken
Het grote orgel (38) in de koorruimte is in 1873 gebouwd door Jacobus Johannes Vollebregt, verscheidene keren vernieuwd voor het laatst in 2001. Meer info is hier. Het kleine orgel(39) (rechtsvoor in de kerk) is een transeptorgel (1997).
Offerblok (40) Kastje in de kerkmuur bestemd voor giften.
Atrium (41), Lat. voorhof. Hier het kerkportaal, bedoeld als een rustige overgang van buiten naar de stilte van het kerkgebouw en tegen de tocht.
Terug naar de vorige pagina